Het is fantastisch weer! Volop zon en warmte, zo zie ik
het graag. Ik zoef over de polderwegen op vederlichte pedalen. Weg met de arm-
en been stukken. Weg met regenjacks en windstoppers. Overschoen? Niet nodig. En
zeker geen helm muts.
O, wat een zaligheid. Daar hebben we zolang op moeten
wachten dit jaar. Natuurlijk waren er mooie dagen, maar nog niet zo mooi als
nu. Ik fietsdroom over het asfalt.
Prrrrrrrr. Wat is dat? Plots hoor ik een geluid wat ik
net kan thuisbrengen. Als ik mij er op concentreer is het weg. Vast niets. Ik
glij weer in mijn gelukszône op weg naar niets. Puur fietsgenot.
Prrrrrrr. Hé, daar is het weer. Ik snap er niets van. Het
is niet de ketting en ook niet een van de derailleurs. En nu hoor ik het niet
meer. Ondertussen heb ik een voor me uitrijdende renner ingehaald en groet hem
vriendelijk. We kijken elkaar even aan met een blik dat boekdelen spreekt.
Super weer! Ik ga op koprijden, wat kan me gebeuren vandaag.
Prrrrrrrrrrrrrrr. Ergens diep onder mijn hersenpan word
ik weer gewaar van het geluid. Maar voordat ik me er druk over kan gaan maken,
komt de ingehaalde renner naast me rijden en kijkt me verbaasd aan.
“Sorry dat ik het zeg, maar u zit te spinnen als een
poes”
Prrrrrrrr. Ja, dat is het. Ik zit te spinnen als een
tevreden poes. Prrrrrrrrrrrrrrr….