Gebroken
rib, buikloop, stevige verkoudheid, kortom algehele malaise. Tegenslag komt in
vele gedaanten en samen met een van de natste herfstperiodes van de eeuw, weet
je dat het voor een andere keer zal zijn. Tussen weten en willen zit echter een
behoorlijke kloof. Ik vind crossen leuk. Ik kan ervan genieten. Maar in plaats
van een leuke cross te rijden, bengel ik steevast achteraan en word ik meerdere
malen per wedstrijd gedubbeld. Frustratie alom. Het lichaam wil niet herstellen
van alle leed dat het is aangedaan. Ik rij dan maar eens in de 14 dagen een
cross om het voldoende herstel te gunnen. Slechts hoongelach valt mij ten deel.
In mijn hoofd hoor ik het systeem grinniken, 50+, mankeert van alles, maar wil
wel meedoen. No way!
Het crossseizoen is voor mij een verloren zaak. Daar
komt nog bij dat het deelnemersveld dit jaar in omvang is toegenomen waardoor mijn
kansen om redelijke punten te scoren geminimaliseerd zijn. Niet dat ik het erg
vind. Hoe meer zielen, hoe meer crossvreugde. Ik rij gedwee mijn rondjes door
de blubber, oefen mijn techniek in de bochten en hoop op betere tijden.
In vergelijking met vorig jaar rij
ik gemiddeld 2,5 km/uur langzamer. Dat is best veel met crossen. Mijn starts
zijn niet eens slecht. Ik rij meestal rond de twintigste plek het veld in, om
na een halve ronde al door Jan (Gottmer) en alleman te zijn ingehaald. Na 500
meter is de koek op. Met of zonder gedegen warming up, het maakt niets uit, het
licht gaat uit. Alsof mijn remmen aanlopen, mijn wiellagers vastzitten en mijn
trapas al maanden aan vervanging toe is. Het ligt niet aan de draaiende delen
van mijn trouwe fiets. Het zijn mijn bloedeigen onderdelen die het vertikken om
mee te werken. Mijn hartslag blijft ver onder het toelaatbare, mijn benen
voelen zwaar en mijn longen geven elkaar de schuld. De enigen die hun werk naar
behoren doen, zijn mijn hersenen. Mentaal ben ik dik in orde. Ik kan me
uitstekend opladen vlak voor de wedstrijd. Helemaal gefocust. Er is geen concentratieverlies
gedurende de cross.
Zondag was er dan eindelijk een lichtpuntje. In de
laatste ronde kon ik mezelf pijn doen en versnellen. Johan had de hele cross
een eind voor me uit gereden. Ik moest hem gaan halen. Een kwestie van doorrammen
tot het gaatje. Warempel, het lukte. Niet vanzelf, maar het lukte. Halverwege
de ronde kwam ik aan zijn wiel en op het loopgedeelte door het zand wist ik hem
te passeren. Met 50 meter voorsprong reed ik over de finishlijn. Wellicht is de
ommekeer dan toch begonnen. Maar misschien had Johan een nog slechtere dag dan
ik. Wie zal het zeggen?
Dus voorlopig zit ik nog in de mongolenwaaier.
Weliswaar niet meer achterin, maar toch. Er is zicht op de staart van de
volgende waaier. Licht aan het einde van de tunnel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten