woensdag 18 december 2013

Terug naar Af, ga niet langs Start.

Zondag ging ik, in het begin van de derde ronde, onderuit. Uit een modderige bocht naar links komend, zette ik aan en weg was mijn achterwiel. Geen grip meer met de noppen van de bandjes, welke eigenlijk al een tijdje aan vervanging toe waren. Ik was me daar de eerste twee ronden aan het glijden, op banden die de modder krampachtig vast bleven houden ter voorkoming van het onvermijdelijke, de vervanging. Ik had ze uiteraard in de afgelopen periode moeten vervangen, maar sentiment weerhield me. Het waren zulke fijne bandjes. We hadden samen heel wat kilometers afgelegd op de meest uiteenlopende ondergronden en nooit was er twijfel over hun kunnen. De laatste weken trad het verval in, minder grip in de bochten, minder tractie bij het optrekken. Je weet dan dat het einde nabij is. Er moest hard ingegrepen worden. Nieuwe, soepele bandjes met fijne grote, aanwezige noppen dienden om mijn velgen gelegd te worden.

de bandjes die ik had moeten hebben...


Maar ik was aan het dralen, nog niet tot de keuze gekomen wie mijn toppertjes zouden gaan vervangen. Een setje uit hetzelfde nest of toch eens een ander merk proberen? Beslissingen, beslissingen. Mijn hoofd stond er gewoon niet naar. Allerlei redenen voerde ik aan om het uitstel van de aanschaf te rechtvaardigen. Druk op het werk, de feestdagen komen er aan, alle boodschappen nog doen etc. Ondertussen ging het rap bergafwaarts met mijn bandjes. Ik wilde het niet zien en gaf de schuld aan mijn lichamelijke gesteldheid die al een tijdje onder niveau was. Het ligt niet aan de viool maar aan de violist, hield ik mezelf voor. Diep van binnen wist ik het wel, maar ik hield van mijn 35mm brede jongens. Ik had nog geen zin in de nieuwe, verplichte 33mm dunne optie. Ik wilde genieten van mijn oude, brede sloffen.

En daar ging ik dus. Mijn achterband trok het niet meer in de modder van Amsterdam Noord. Met een zucht liet hij het los. Het was op, over en uit. En in slow motion dook ik richting de grond met onterechte verbazing op mijn gezicht. Ik stak niet eens mijn arm uit om de val te breken. Stoïcijns bleef ik mijn stuur vasthouden, tevergeefs hopend dat ik als vanzelf weer rechtop zou veren. Helaas pindakaas! Ik ging als een blok tegen de grond. Boink! Eerst de schouder, daarna mijn elleboog en de rest volgde gedwee. De bovenarm zat volkomen in de weg en drukte zich aan de ene kant in de modder en aan de andere kant in mijn ribbenkast. Dezelfde zijde, die weken voordien ook al de klos was geweest en zich net weer een beetje happy begon te voelen. Alle fysiotherapiesessies voor niets. Ik voelde het direct. Dit was niet goed. Dit ging pijn doen. Sterker nog, het deed al pijn. Ik bleef even met gesloten ogen liggen. 2013 is niet mijn jaar. Waarom? Ik wist het niet en weet het nog steeds niet. Ik blijf in de mongolenwaaier en zit weer achterin.

Ik heb nieuwe banden gekocht. Verse jongens met flinke noppen. Het zal voor een andere keer zijn want het lichaam vindt fietsen op dit moment niet leuk. De kop trekt het ook niet meer. Het is klaar voor dit jaar. Lekker luierend de feestdagen doorrollen en in januari de draad weer oppakken. Ondertussen de fietsjes lekker vertroetelen met nieuwe onderdelen, die onder de kerstboom liggen te wachten.

 

woensdag 4 december 2013

De Mongolen Waaier


Gebroken rib, buikloop, stevige verkoudheid, kortom algehele malaise. Tegenslag komt in vele gedaanten en samen met een van de natste herfstperiodes van de eeuw, weet je dat het voor een andere keer zal zijn. Tussen weten en willen zit echter een behoorlijke kloof. Ik vind crossen leuk. Ik kan ervan genieten. Maar in plaats van een leuke cross te rijden, bengel ik steevast achteraan en word ik meerdere malen per wedstrijd gedubbeld. Frustratie alom. Het lichaam wil niet herstellen van alle leed dat het is aangedaan. Ik rij dan maar eens in de 14 dagen een cross om het voldoende herstel te gunnen. Slechts hoongelach valt mij ten deel. In mijn hoofd hoor ik het systeem grinniken, 50+, mankeert van alles, maar wil wel meedoen. No way!
 

Het crossseizoen is voor mij een verloren zaak. Daar komt nog bij dat het deelnemersveld dit jaar in omvang is toegenomen waardoor mijn kansen om redelijke punten te scoren geminimaliseerd zijn. Niet dat ik het erg vind. Hoe meer zielen, hoe meer crossvreugde. Ik rij gedwee mijn rondjes door de blubber, oefen mijn techniek in de bochten en hoop op betere tijden.

In vergelijking met vorig jaar rij ik gemiddeld 2,5 km/uur langzamer. Dat is best veel met crossen. Mijn starts zijn niet eens slecht. Ik rij meestal rond de twintigste plek het veld in, om na een halve ronde al door Jan (Gottmer) en alleman te zijn ingehaald. Na 500 meter is de koek op. Met of zonder gedegen warming up, het maakt niets uit, het licht gaat uit. Alsof mijn remmen aanlopen, mijn wiellagers vastzitten en mijn trapas al maanden aan vervanging toe is. Het ligt niet aan de draaiende delen van mijn trouwe fiets. Het zijn mijn bloedeigen onderdelen die het vertikken om mee te werken. Mijn hartslag blijft ver onder het toelaatbare, mijn benen voelen zwaar en mijn longen geven elkaar de schuld. De enigen die hun werk naar behoren doen, zijn mijn hersenen. Mentaal ben ik dik in orde. Ik kan me uitstekend opladen vlak voor de wedstrijd. Helemaal gefocust. Er is geen concentratieverlies gedurende de cross.

Zondag was er dan eindelijk een lichtpuntje. In de laatste ronde kon ik mezelf pijn doen en versnellen. Johan had de hele cross een eind voor me uit gereden. Ik moest hem gaan halen. Een kwestie van doorrammen tot het gaatje. Warempel, het lukte. Niet vanzelf, maar het lukte. Halverwege de ronde kwam ik aan zijn wiel en op het loopgedeelte door het zand wist ik hem te passeren. Met 50 meter voorsprong reed ik over de finishlijn. Wellicht is de ommekeer dan toch begonnen. Maar misschien had Johan een nog slechtere dag dan ik. Wie zal het zeggen?

Dus voorlopig zit ik nog in de mongolenwaaier. Weliswaar niet meer achterin, maar toch. Er is zicht op de staart van de volgende waaier. Licht aan het einde van de tunnel.