donderdag 26 mei 2016

Wielrennen is ook een vak


Zoals de zaken er nu voorstonden was niet bedacht in het game plan de avond er voor. Rustig voorin blijven meedraaien tot drie kwart koers zonder noemenswaardige inspanningen en daarna de knuppel in het hoenderhok smijten. Nu zit ik, halverwege de koers, in een vrijwel kansloze ontsnapping. Ik kan me wel voor mijn kop slaan. Verspilde energie! Ik kijk achterom. Er verschijnen nog geen renners uit de bocht. Ongeveer 30 seconden voorsprong. In laatste positie tel ik de medevluchters nog een keer. Acht stuks slachtvee, met daarbij twee linkeballen van het zuiverste water. Ik schuif op naar voren voor mijn beurt aan kop. Niet te hard overnemen, de benen sparen. Laat de anderen maar even het werk opknappen. Terwijl ik afzak, aanschouw ik de gezichten van mijn kompanen. Twee ken ik door en door, drie heb ik er nog nooit gezien en van de overige twee weet ik vrij weinig. Lekker is dat. Vijf man van de acht zonder info. Ik kan hier niet blijven, ook al halen met de hele groep de finish, dan nog kan ik hier niet blijven zitten. Eerst maar even zien of we weg kunnen blijven, daarna zien we wel verder.

 



Ik neem even de rust om wat te drinken. Linkebal 1 heeft gevraagd of ik meerijd tot het einde. Ik zit hier vliegen te vangen, nou goed. Tuurlijk rij ik mee tot het einde, NOT. Dat hoeft hij niet uit mijn mond te horen. Hij kent mij goed genoeg om me niet mee naar de streep te nemen. Zijn sprint stelt niets voor en hij zal zeker een poging wagen op 5km voor het einde om te demarreren. Hij heeft alleen de zekerheid dat ik het ook zal proberen. Hij weet net zo goed als ik dat er geen risico genomen kan worden met de onbekenden in deze kopgroep. Bij het uitkomen van de volgende bocht zal de wind op kop draaien, dus even snel een beurt op kop doen voor de bocht. Ik neem snel over en rij een iets hoger tempo naar de bocht toe. Bij het uitkomen van de bocht zet ik minder hard aan, zodat ik direct afgelost word. Kijk dat scheelt weer een beurt in de wind.

 

Ik voel in mijn achterzak wat er nog te bikken valt. Twee gels en een reep. Eerst de reep dan maar. Nog een klein uur koers, de gels zijn voor later. De teller komt niet meer onder de 42km/u, zelfs met deze tegenwind. Korte beurten is het devies. Kort en hevig. Zo dadelijk draaien we weer schuin voor de wind. Ik werp nog een blik achterom. Het gat is nu toch behoorlijk groot. Meer dan een minuut schat ik zo. De beentjes voelen prima en ik heb geen last van mijn nek vandaag. Dat wil wel eens anders zijn. Op training bijvoorbeeld, maar in de koers heb ik er toch zelden meer last van. Meer afwisseling in de houding en positie van de handen op het stuur. En, ik denk, afleiding, constante focus op de koers werkt hier in mijn voordeel. Als ik niet denk aan pijn voel ik het ook niet. Ondertussen draaien we lekker rond, nog drie kwartier koers voor de boeg.

 

De laatste km zijn schuin voor de wind en de finishstraat loopt omhoog, niet veel, maar genoeg om het moeilijk te maken na een koers als vandaag. Als ik mijn gel weg werk achter in de groep tikt Linkebal 2 me even aan terwijl hij zich laat afzakken naar mijn achterwiel. Zijn vragende blik spreekt boekdelen. Hij wil er met mij vandoor, liever tweede worden dan verliezen van Linkebal 1. Op papier zijn ze maatjes, maar ze vechten onderhuids een tweestrijd uit. Meestal begint het steekspel al van bij de start. Elkaar verbaal een beetje afzeiken en ondertussen de eigen capaciteiten down graden. Let maar niet op mij vandaag, want ik voel me kut. Met andere worden, ik voel me beresterk vandaag, pas maar op! Geen hond die er meer intrapt behalve de rookies. Ik laat vier vingers zien. Met andere woorden, we gaan op kilometer 4 van de streep onze kans. Dat houdt in, dat we tot die tijd om beurten de andere zullen counteren bij eventuele onbeantwoorde demarrages. Hij is niet 100% te vertrouwen, dat hij maar woord mag houden. Ik ga ervanuit dat zijn strijd met Linkebal 1 prefereert tot die tijd. Van de andere vijf zien er twee nu behoorlijk af. Zo direct een klein klim, waar ik even stevig zal doortrekken om te zien hoe zwak ze werkelijk zijn. Ik leeg een van mijn twee bidons en schuif naar voren. Even timen nu, zodat ik op kop kom als het klimmetje begint. Ik schakel een tandje bij en neem de kop. Het tempo zakt niet, maar gaat omhoog. Ik hoor het kraken achter me. Een glimlach speelt om mijn mond. Hatsikidee. Zwakke broeders tot ziens! Als ik boven kom kijk, ga ik recht zitten en kijk om. Drie man eraf. Een meer dan waar ik op gerekend had. Klaarblijkelijk had iemand een pokerface getrokken. De benen liegen niet. Linkebal 2 begrijpt de bedoeling en duik zonder omhaal de afdaling in. Eraf is eraf vandaag.

 

We zijn nog met vijf en de 10km mijlpaal hebben we net gepasseerd. In een flauwe bocht, waar we strak door heen gaan, liggen steentjes. We rijden er dwars door heen. Nog geen 100m verder hoor ik het sissen van een tube achter me. Ik kijk om en zie een van de onbekende naar zijn achterwiel kijken en hoor hem hardgrondig vloeken. Ai, slecht moment om lek te rijden. We worden zo lekker uitgedund en het kost niets aan energie. Elk nadeel heeft zo zijn voordeel. Voor ons de kopgroep dan wel te verstaan. Lekke band man wordt een stipje met daarachter twee nog kleinere stipjes. We zijn met vier, Linkebal 1 en 2, ik en de laatste onbekende renner. Hij verdient nu wel een naam. Ik besluit hem Bonk te noemen. Het is een geblokte vent met een mooie tonus. Hij kon wel eens een probleem in de sprint worden, want dat we het einde gaan halen is wel zeker. Als hij de kop van me overneemt kijkt Linkebal 2 even opzij naar mij. Checken of we nog een deal hebben. Linkebal 1 maakt van de gelegenheid gebruik en plaats van achter uit een splijtende versnelling. Bonk blijft zitten, dus Linkebal 2 zet aan voor de achtervolging, Bonk zit direct in zijn wiel en ik volg zijn voorbeeld. Linkebal 1 heeft een klein gaatje en we naderen het 5km punt.

 

Linkebal 2 krijgt het gaatje niet dicht. Of althans dat veinst hij. Bonk trapt er niet in en blijft in zijn wiel zitten. Ik ga het zeker nu nog niet dicht rijden en na enige aarzeling schroeft Linkebal 2 het tempo weer flink op. Het gat wordt kleiner en kleiner en op het moment van aansluiten demarreert Bonk. Waarom doet hij dat nu? Ik zit in zijn wiel. Niet echt een verrassing en zeker geen slimme zet. Ik hoor de beide Linkeballen zuchten en steunen in mijn wiel. Ze zijn er nog. Er zat ook geen echte power op de uitbraakpoging van Bonk. Hij vraagt met zijn elle boog om overname. Ja, dag vader, effe lekker niet nu. Ik stuur naar rechts van de weg. En kijk de drie man een voor een even in het gezicht. 4km nog en het ziet er goed uit. Ik zou kunnen doorzetten. De anderen steken de weg over en sluit aan. Nog even niet. Ik breng het tempo weer op pijl, want ik wil geen terugkomende geloste renners of een heel jagend peloton op mijn dak. Ieder doet weer een beurt op kop en bedenkt een strijdplan voor de laatste 3 km. Een rechtse, een linkse en twee rechtse bochten voor de finish straat, die ongeveer 500 meter rechtuit licht omhoog loopt. Asfalt en breed genoeg voor vier man op snelheid. Ik ga nu geen poging meer doen om de rest te lossen. Ik vertrouw op mijn sprint. Linkebal 2 een heeft geen schijn van kans om te winnen, dus ik moet hem in de gaten houden. Hij zal nog wel wat proberen. Linkebal 1 zal hem echt niet laten begaan. Ik hoef eigenlijk alleen Bonk in de gaten te houden. Ik plaats een wissel manoeuvre toe en zit in het wiel van Bonk. Linkeballen 1 en 2 voor ons.

 

In die volgorde rijden we naar de laatste km, nog twee bochten en het is zover. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik heb het Spaans benauwd. Rustig blijven en even een paar keer diep ademhalen. Het moment voor de een na laatste bocht is het moment van Linkebal 2 om zijn alles of niets poging te wagen. Linkebal 1 duikt er direct achteraan, gevolgd door Bonk en mijzelf. Ideaal scenario. Linkebal 2 rijdt zich helemaal leeg naar de laatste bocht toe. We naderen op 30 meter alvorens we de bocht induiken. Linkebal 1 beseft dat zijn temperament hem hier de das om gaat doen en houdt zijn benen stil bij het uitkomen van de bocht. Bonk is niet meer van plan over te nemen. Ik overweeg even om te springen, maar 500m en omhoog, doet me anders beslissen. Ik blijf achter Bonk zitten. Nog 450m en Linkebal 2 perst er nog eens alles uit. Zijn voorsprong groeit weer. Linkebal 1 schut zijn hoofd, vloekt en gaat op de pedalen staan. Linkebal 2 mag niet winnen vandaag. Bonk en ik volgen en Linkebal 2 sterft een duizend doden op weg naar de streep. Op 250m is hij er aan voor de moeite. Volgens mij staan er tranen in zijn ogen. Bonk schakelt naar de 11 en kromt zijn rug. Daar gaan we! Linkebal 1 is direct gezien. Ik blijf het achterwiel van Bonk houden. Nog 100m en ik kruip langzaam voorbij zijn achterwiel. Mijn benen beginnen te branden, nog even volhouden! 50, en ik bereik zijn crankas. Bonk gooit er nog een schepje bovenop. Het zal toch niet, dat hij het haalt. Ik leg me nog platter en plaats mijn laatste versnelling. Mijn display zegt 58,2km/u. Harder gaat echt niet. Alles staat nu in de brand. Ik gooi mijn fiets naar voren en kijk op zij. Bonk’s hoofd is knalrood, zijn knokkels spierwit, maar veel belangrijker ik ben zijn voorwiel voorbij! Ik richt me op en strek mijn armen. Geen lucht meer om te brullen. Direct moet ik mijn stuur weer vastpakken. Mijn benen trillen als rietjes. Mijn hart klopt als een razende. Lucht, geef me lucht. Ik word om mijn rug geklopt. Het is Bonk. Hij ziet er zo beroerd uit als ik me voel. Ik glimlach terug. Ik voel zijn pijn en de mijne. Tweede worden is niet fijn. Zeker niet vlak na de finish. Linkebal 1 en 2 hebben al woorden over het verloop van de strijd. Een nieuwe kerf op het handvest van hun strijdbijl. Achter ons finisht het peloton. Die zaten toch nog kort achter ons. Ik draai om en maak me op voor de huldiging. Hier met die bloemen!

(bovenstaande is een passage uit het uit te brengen boek "Wielrennen is ook een vak" door Rork Steijn)

vrijdag 20 mei 2016

Openingswedstrijd 2016


Openingswedstrijd 2016

“Zo Eric, je eerste koers na 6 maanden. Hoe beviel het?”

“Ja, ik moet zeggen, het viel me mee, maar je begint toch met zenuwen aan zo’n eerste koers, na een lange afwezigheid in het peloton. Dan spookt het toch door je hoofd of je het tempo wel kan volgen en hoe de luchtwegen zich houden. Al met al een nerveuze zaak.”

“In de tijdrit start je dan als laatste en de uitslag stemt niet tot vrolijkheid. Met welke ambities was je er aan begonnen?”

“Die tijdrit had niet mijn prioriteit vandaag. Het hele idee van een tijdrit competitie spreekt me normaal gesproken erg aan, maar dit jaar zal het er niet van komen om me daar op te concentreren. Ik heb mezelf andere doelen gesteld.”

“Welke doelen zijn dat?”

“Die houd ik nog even voor me zelf.”

“Dan de koers. Hoe verliep het voor jou.”

“Gezien de staat van de baan was het vertrek vrij rustig, maar na een paar ronden droogde het wegdek aardig op en ging stilaan het tempo omhoog. De eerste helft van de koers heb ik mij beperkt tot volgen en dat ging me goed af. Dat gaf vertrouwen om mijn neus een paar maal aan het venster te steken. Maar het kwam niet tot iets. Ik durfde er ook nog niet vol voor te gaan. Je blijft dan toch enigszins voorzichtig.”

“Jullie gaan de finale in met een gesloten peloton. Had je een plan?”

“Normaal gesproken heb ik altijd een plan, maar vandaag was het toch een kwestie van kijken hoe de vlag er voor hangt. En er was wat onduidelijkheid over de aangegeven ronde, waardoor we, volgens mij, een extra rondje gereden hebben. In de laatste ronde was ik toch vooral blij dat ik zonder problemen de koers kon uitrijden. Ik zat voor de voor laatste bocht rechts van het midden in het peloton, maar voelde dat het niet de goede plaats was. En ik had niet het idee om me te bemoeien met de sprint. Ik liet me in de voorlaatste bocht buitenlangs afzakken tot achter in het peloton. Bij het uitdraaien van de bocht ging iedereen echter naar links en verscheen er een gapend gat op rechts. Ik ben er maar ingedoken en er vol voor gegaan.”

“Het was dus een actie zonder gedachten?”

“Eigenlijk wel. Je gaat op de pedalen staan en weg ben je. Je kijkt achterom of er reactie van het peloton is en die blijft uit. Ze waren behoorlijk verrast van de demarrage, alleen Jacques zag het gevaar en reageerde.”

“En dan is het toch nog een heel eind naar de streep.”

“Inderdaad. Voor de laatste bocht was de jus uit de benen en ik moest terugschakelen om tempo te kunnen behouden. Maar het was eigenlijk al gedaan. Wat gezien de gezondheid niet verwonderlijk is natuurlijk.”

“Maar je blijft toch doorrijden…”

“Dat is pure eerzucht. Maar dat laatste rechte eind. Pfff. Ik probeerde snelheid te houden, maar Jacques kwam op 25 meter voor de finish me voorbij. En dan weet je, het was niet voor vandaag. Dat de rest me niet meer pakt is dan mooi meegenomen. Een tweede plaats in de eerste koers van het seizoen, daar had ik vooraf voor getekend!”

Rork Steijn

(Ondergetekende heeft ruim een week zijn bovenbenen niet kunnen gebruiken.)