zaterdag 1 november 2014

Eindelijk op de Cyclocrosser


Hahaha, je kijkt er al een hele tijd naar uit en eindelijk is het dan zo ver. Maar helaas, je bent strontverkouden en kunt met geen mogelijkheid een uurtje in het rood in het veld rijden laat staan een prestatie op de fiets neerzetten. Balen! De eerste wedstrijd gaat aan je loopneus voorbij en of het de week erop zal lukken zal geheel afhangen van het feit of het lijf een beetje wil herstellen. Een verkoudheid gaat pas over als het virus klaar met je is. Rusten, eten (veel kippensoep) en geen gekke dingen doen is in dezen het devies. Maar ja, je staat te trappelen als een jong veulen dat voor het eerst de wei in mag, als een koe die de hele winter op stal heeft gestaan en eindelijk, eindelijk het veld op mag. Dus een week lang op tijd naar bed en hopen dat je het weekend zover bent dat er een cross gereden kan worden.
 
Nadat je aan je mederenners hebt uitgelegd dat je echt te ziek was om de week ervoor de aftrap van de wedstrijdreeks mee te maken, sta je dan eindelijk op zondagochtend aan het vertrek van je eerste veldrit van het seizoen. “Ja man, snipverkouden, snot uit alle lichaamsopeningen, het ging echt niet”. Je ziet ze denken, smoes of waarheid? Laat maar denken, ze zullen wel zien dat je nog geen veer kan wegblazen vandaag.

Als het startschot klinkt, begint de groep van 40-plussers aan een dollemansrace naar de ingang van het terrein, een flessenhals, zoals gebruikelijk moet iedereen flink in de remmen en dringen maar. Daar ben je alvast niet ingetrapt vandaag, als laatste kom je bij de opening naar de singletrack en toch moet je nog remmen om niet in het gedrang te komen. Als laatste draai je het veld in. Ouwe wijventempo over het onverharde pad, wiel aan wiel, geen inhaalmogelijkheden op dit stuk. Wachten tot de bocht naar het grasveld, alwaar een slalomtraject is uitgezet. Tegen je bedoeling in haal je hier renners in. Het gaat best lekker en op een recht stuk onverhard geef je eens lekker gas. De hartslag loopt op. Het ‘heuvelgedeelte’ breekt aan. Draaien en keren door de blubber. Slippen en glijden door de modder. Heerlijk!

Foto Frans Koppelaar
Na een goed kwartier zakt je tempo. Hoe kan dat nu? Lopen je remmen aan? Nu al teveel modder tussen de draaiende delen? Het wordt zwoegen en de eerste renners schuiven je voorbij. Heel langzaam loopt het sap uit de benen. Uit ervaring weet je dat lichter schakelen niet gaat helpen. Dat verergert de zaak alleen maar. Voor je het weet rijd je dan 36x28 en kom je helemaal niet meer vooruit. Dus je ploegt voort op het voorblad met de 46 tandjes en verlegt de druk van de benen naar de onderrug. Eens zien of hij dat leuk vindt en voor hoe lang? In de regel begint de rug na een stief kwartiertje te mekkeren. Ondertussen ben je door bijna iedereen ingehaald en komt de nummer één in koers je voor de eerste keer voorbij. Klote verkoudheid! De energievoorraad is heel beperkt en de kracht maar mondjesmaat aanwezig. Er zit niets anders op dan in een laag tempo verder ploeteren.

 

De bel voor de laatste ronde komt niets te vroeg. De rug schreeuwt moord en brand, je benen reageren nauwelijks meer en je hartslag blijft steken op een armzalig niveau. Maar je bent aan het crossen. Vorige week lag je nog ziek in bed en zag je de wereld voor een doedelzak aan. Op karakter rijd je de laatste ronde en probeer je alles heel te houden, het lichaam en het materiaal. Er komen nog meer crossen deze winter. De voorjaarszon is nog zover weg. Met een glimlach rol je over de finish. De kop is eraf. Als dit het ergste is dit crossseizoen, alla. Er komen nog zoveel mooie crossen, met sneeuw en zo…